Vrijheid – vrede

06 mei 2022 | Creativiteit | 0 Reacties

Komt een duif van honderd pond …

Zo begint het gedicht Vrede van Leo Vroman.

Ik herinner me bijna lijfelijk dat ik deze regel voor het eerst las. Ik moet een jaar of 14 geweest zijn en hij maakte een verpletterende indruk op me. Een duif van 100 pond, een loodzware vogel kortom. En wat heeft hij in zijn bek? Een complete boom. Plus vrouwenkoren! En dan weet hij ook nog honderd maal verhalen te herhalen, bij je oor …

Hier is de eerste strofe:

Komt een duif van honderd pond,
een olijfboom in zijn klauwen,
bij mijn oren met zijn mond
vol met koren zoete vrouwen.
vol van kirrende verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaalt ze honderd malen;
alle malen zal ik wenen.

Een pond veren vliegt niet als er geen vogel in zit, schreef Bert Schierbeek al. Hoe groot is deze duif van 100 pond dat-ie kan vliegen?

Toen ik naar de uitzendingen rondom Dodenherdenking keek, de mooie uitzending van het jeugdjournaal, de lezing van Hans Goedkoop (lees ‘m hier vooral zelf) voelde ik het volle gewicht van die vredesduif. En ik weende. En herlas het gedicht.

Vromans gedicht begint vrij universeel, als een gedicht over en voor iedereen, maar wordt in de tweede strofe opeens heel intiem. Er is een ander die achterblijft. Niet mee kan. Dat is persoonlijk voor de ‘ik’ in het gedicht, maar het is natuurlijk het verhaal van alle mannen van alle tijden die van evenzovele schatten afscheid namen en nemen, door oorlog gedwongen.

Let ook op de tijd van de werkwoordsvormen. Hij had zich in een taxi gestort, maar het gat dat hij naliet, wordt in de tegenwoordige tijd steeds groter.

Sinds ik mij zo onverwacht
in een taxi had gestort
dat ik in de nacht een gat
naliet dat steeds groter wordt,
sinds mijn zacht betraande schat,
droogte blozend van ellende
staan bleef, zo bleef stilstaan dat
keisteen ketste in haar lenden,
ben ik te dicht en droog van vel
om uit te zweten in gebeden,
kreukels knijpend evenwel,
en ‘vrede’ knarsend, ‘vrede’, ‘vrede’.

Er is een groot contrast tussen het droge en het zweten. Ik kan niet elke betekenis vatten van de vele beelden in deze strofe, maar de wanhoop komt binnen.

En dan komt strofe drie die liefde in tijden van oorlog vergelijkt met liefde in tijden van vrede. In het eerste geval is het een stinkend wonder. Wat zijn wulpsigheden zonder hoofd? Het zijn angstaanjagende beelden. En dan is daar ook nog die reële angst dat de oorlog terugkomt, heel stilletjes, zonder dat je het in de gaten hebt, en je dan zal overvallen.

Liefde is een stinkend wonder
van onthoofde wulpsigheden
als ik voort moet leven zonder
vrede, godverdomme, vrede;
want het scheurende geluid
waar ik van mijn lief mee scheidde
schrikt mij nu het bed nog uit
waar wij soms in dromen beiden
dat de oorlog van weleer
wederkeert op vilte voeten,
dat we, eigenlijk al niet meer
kunnend alles, toch weer moeten
liggen rennen en daarnaast
gillen in elkanders oren,
zo wanhopig dat wij haast
dromen ons te kunnen horen.

De oorlog is er om niet meer te verdwijnen. Zelfs in vredestijd blijven die gruwelijkheden zich opdringen en verstoren je slaap. Met deze nachtmerrie, bijvoorbeeld:

Mag ik niet vloeken als het vuur
van een stad, sinds lang herbouwd,
voortrolt uit een kamermuur,
rondlaait en mij wakker houdt?
doch het versgebraden kind,
vuurwerk wordend, is het niet
wat ik vreselijk, vreselijk vind:
het is de eeuw dat niets geschiedt,
nadat eensklaps, midden door een huis,
een toren is komen te staan van vuil,
lang vergeten keldermodder,
snel onbruikbaar wordend huisraad,
bloedrode vlammen van vlammend
rood bloed, de lucht eromheen behangen
met levende delen van dode doch
aardige mensen, de eeuwenlange stilte voor-
dat het verbaasde kind in deze zuil
gewurgd wordt en reeds de armpjes
opheft.

De beelden buitelen over elkaar heen, of nee, buitelen is een te vriendelijk woord. Ze duwen, schoppen en slaan. Het zorgvuldige metrum van eerder is weg, als lezer moet je moeite doen de zinnen te ontrafelen, de regels worden overvol zodat zelfs woorden moeten worden afgebroken. En dat alles zodat je de milliseconde die zich oneindig uitstrekt in deze nachtmerrie kunt invoelen, het moment dat de bom ingeslagen is, maar het kind nog leeft.

En dan snap je dat de duif 100 pond weegt en een olijfboom nodig heeft en er alsnog niet in slaagt het verdriet te verjagen. Onder de vrede ligt altijd de oorlog, de bron van eindeloos verdriet. Het enige dat we hebben zijn de verhalen. Laten we ze elkaar blijven vertellen.

Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.

—–

Dit artikel schreef ik op Bevrijdingsdag bij Prompt! #36. De opdracht was, maak deze zin af: ‘Vrijheid is …’ waarbij de deelnemers hun persoonlijke symbool voor vrede beschrijven. Voor mij is vrijheid in vrede durven vertrouwen op morgen. Dat lukt me momenteel niet zo goed. Oekraïne is te dichtbij.

Wat vind jij? We horen het graag.

0 reacties

Een reactie versturen

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *